Na het luisteren naar hun boodschap en hun gebeden wordt een jonge man lid van een groep boeddhistische monniken. Zijn vader vind het niks en gaat naar de Boeddha. In zijn woede en pijn beschuldigt hij hem van vele dingen: van het stelen van zijn zoon, van het verpesten van de jeugd, het vervormen van de waarheid, van schande, godslastering en vele andere vreselijke dingen daarnaast.
In reactie op al deze harde woorden zei de Boeddha niets.
Toen de vader uiteindelijk zichzelf had uitgeput werd hij rustig. Hij zei hij tegen de Boeddha, "Waarom blijf je stil? Waarom verdedig je jezelf niet?"
De Boeddha zei: "Als een man me een dienblad met zoete mango's brengt en ik weiger ze, wat gebeurt er dan met de mango's?"
De vader dacht even na en zei: "Nou, ze zouden blijven bij degene die ze brengt."
"En het is net zo met uw woorden," zei de Boeddha. "Ze blijven bij jou."